
Artikel 23 van de Belgische Grondwet zegt dat “ieder het recht heeft een menswaardig leven te leiden”, waaronder ook het recht op een behoorlijke huisvesting wordt verstaan.
Ons recht kent op verscheidene plaatsen in de wetgeving dan ook een ‘bijzondere bescherming’ toe aan de gezinswoning, de woning waar u lief en leed deelt en die u een dak boven het hoofd biedt. Om de bescherming (optimaal) te kunnen genieten, is soms wel vereist dat u proactief stappen onderneemt. Daarom lijkt het ons nuttig de ‘beschermingsmechanismen’ nog eens onder de aandacht te brengen.
Vrijstelling erfbelasting voor de langstlevende partner
Zowel Vlaanderen, Brussel als Wallonië kennen een vrijstelling van erfbelasting op het door de partner geërfde netto-erfdeel van de gezinswoning. De langstlevende betaalt daarop dus geen erfbelasting met als doel om ervoor te zorgen dat de langstlevende niet gedwongen wordt om de gezinswoning te verkopen ter voldoening van de erfbelasting. Deze vrijstelling van erfbelasting is niet van toepassing voor de huisraad van de gezinswoning.
In Wallonië en Brussel kunnen enkel gehuwde partners en partners die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd van de vrijstelling genieten. In Vlaanderen kunnen ook feitelijk samenwonende partners van de vrijstelling genieten, op voorwaarde dat zij ten minste drie jaar ononderbroken in hetzelfde huishouden als de erflater hebben geleefd.
Om de vrijstelling van erfbelasting optimaal te benutten, kan het interessant zijn om aan de langstlevende partner een zo groot mogelijk aandeel in de gezinswoning toe te bedelen. Conform het wettelijk erfrecht verkrijgt de langstlevende echtgenoot, indien er gemeenschappelijke kinderen zijn, immers het vruchtgebruik op de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot (en niet de volle eigendom). Ook de langstlevende wettelijk samenwonende partner verkrijgt het vruchtgebruik op de gezinswoning (en de huisraad). De langstlevende feitelijk samenwonende partner is krachtens de wet zelfs geen erfgenaam, waardoor de erflater stappen dient te ondernemen om de langstlevende feitelijk samenwonende partner iets toe te kennen.
Dit kan door een testament op te stellen met een bijzonder (keuze)legaat van de gezinswoning voor de langstlevende partner of door de werking van een keuzebeding in een huwelijkscontract, waardoor de langstlevende echtgenoot meer dan enkel het vruchtgebruik van de gezinswoning naar zich kan toetrekken.
Reservebescherming voor de langstlevende echtgenoot
De langstlevende echtgenoot geniet van een dubbele reserve, met name de abstracte reserve en de concrete reserve. De abstracte reserve omvat het vruchtgebruik op de helft van de goederen van de nalatenschap. De concrete reserve omvat het vruchtgebruik op de gezinswoning (en de daarin aanwezige huisraad). Beide reserves gelden als een minimum. Ook al zou de waarde van de gezinswoning (en de huisraad) meer bedragen dan de helft van de nalatenschap, de langstlevende echtgenoot verkrijgt hoe dan ook het vruchtgebruik over de totaliteit ervan.
De concrete reserve van de gezinswoning is voorbehouden voor gehuwde partners en kan dus niet ontnomen worden. Hoewel het vruchtgebruik op de gezinswoning conform het wettelijk erfrecht toekomt aan de langstlevende wettelijk samenwonende partner, is dat vruchtgebruik niet beschermd. Zo kan dat vruchtgebruik bijvoorbeeld via testament ontnomen worden aan de langstlevende wettelijk samenwonende partner.
Verbod om te verkopen zonder toestemming van beide partners
De wet verbiedt aan gehuwde en wettelijk samenwonende partners om de gezinswoning te verkopen zonder goedkeuring van de andere partner. Dit geldt zowel als één partner dan wel beide partners eigenaar zijn van de gezinswoning. Om een onroerend goed alleen te kunnen verkopen, moet het dus gaan om een eigen goed van één van de partners dat niet dient als gezinswoning.
Deze bescherming is zowel van toepassing op de gezinswoning als op de daarin aanwezige huisraad (meubilair, kookgerei etc.).
Verklaring van niet-beslagbaarheid
Zelfstandige ondernemers lopen het risico om in de uitoefening van hun beroepsactiviteit aansprakelijk gesteld te worden. Ook het privévermogen kan daarbij in het vizier komen. Dat is niet alleen zo voor de zelfstandige ondernemer die zich organiseert zonder vennootschap, maar ook bijvoorbeeld voor bestuurders van vennootschappen in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheid.
De zelfstandige ondernemer kan zich hiertegen (gedeeltelijk) beschermen. Er bestaat namelijk een specifieke regeling die ervoor zorgt dat de zelfstandige ondernemer zijn gezinswoning kan veiligstellen voor eventueel beslag vanwege schuldeisers. Dit betekent dat er geen beslag kan gelegd worden op de gezinswoning.
Om de bescherming te genieten dient de zelfstandige ondernemer een verklaring van niet-beslagbaarheid af te leggen via een notariële akte. De kostprijs van deze akte bedraagt ongeveer 1.000 EUR. De bescherming geldt voor de schuldvorderingen die ontstaan zijn na deze verklaring.
De gezinswoning in de vennootschap
Het is belangrijk om te noteren dat voormelde ‘beschermingsmechanismen’ enkel uitwerking kennen als de gezinswoning zich in het privévermogen bevindt. In de praktijk komt het echter geregeld voor dat de gezinswoning werd aangekocht door de vennootschap. Het is dan niet de gezinswoning, maar de aandelen van de vennootschap die zich in het privévermogen bevinden. Voor de bescherming van de gezinswoning kijkt men niet door de vennootschap.
Allicht zijn er op het moment van de aankoop van de gezinswoning gegronde redenen geweest om dit via de vennootschap te doen. Op de lange termijn kan dit evenwel ongewenste gevolgen hebben voor de langstlevende echtgenoot die op die manier een mindere mate van bescherming kent.
Indien u over dit topic meer informatie wenst, contacteer dan gerust uw vertrouwenspersoon bij Mercier Vanderlinden.